Overvaren
Column
Herman was een boom van een vent, sportief en kerngezond. Zo iemand die minstens honderd moest worden. Een leuke job, vol carrièrekansen bovendien. Actief lid van verschillende clubs en verenigingen. Maar bovenal een geweldig gezin met een prachtige lieve vrouw en schatten van kinderen. Een half jaar geleden werd hij ziek, net vijfendertig jaar oud, en nu is het laatste afscheid daar. Onbegrijpelijk, verbijsterend, veel te vroeg. Heel veel te vroeg. Er waren nog zoveel plannen. En vooral: hij moest de kinderen nog zien opgroeien, hun examens zien doen, kleinkinderen krijgen, …
Met zijn vrouw spreek ik de uitvaart door. Daar neem ik altijd ruim de tijd voor, want het laatste afscheid neem je maar eenmaal. Alles moet kloppen en alles moet passen, bij de overledene en bij de nabestaanden. Niets is dan vanzelfsprekend, en haastwerk doen we niet aan. Zorgvuldig en met alle tijd die nodig is maken we de plannen. Zeker bij iemand met zulke jonge kinderen – de jongste bijna vier, de anderen acht en tien – zoeken we samen naar de handvatten die we deze kinderen kunnen geven. Wat hebben ze nodig? Wat kunnen ze doen? Begrijpen ze dat papa nooit meer… ?
Gelukkig zijn opa en oma er, die de kinderen de nodige aandacht geven. Het is een goede bezigheid voor de ouders van Herman. En het geeft de weduwe van Herman de kans om met haar eigen gemis bezig te zijn. Nee, niet weduwe, vrouw. Want ze voelt zich nog helemaal zijn vrouw, voor weduwe is het nog lang geen tijd.
Kinderen
Gedurende het gesprek komt er een veelgehoorde vraag. Moeten de kinderen er wel bij zijn, bij de begrafenis. Eigenlijk wordt daarmee Fleurtje bedoeld, de jongste, want wat begrijpt die er nu van? In het gesprek dat volgt leg ik uit dat kinderen, hoe jong ook, een begrip van “dood” hebben. Een ander begrip dan wij volwassenen, dat zeker, maar toch begrijpen ze het op hun manier. En ze verwerken het op hun manier, vaak in hun spelen. Moeten we dan zeggen dat papa slaapt? Ik denk het niet. Kinderen zijn gebaat bij een eerlijk antwoord, ook als het niet leuk is. En op hun manier begrijpen ze uitstekend dat dood zijn iets anders is dan slapen. Dan is de keuze gemaakt, alle kinderen gaan mee. En voor allemaal is er een rol. Waar nodig zullen opa, oma en ik ze helpen. Tekeningen worden gemaakt. Die zullen meegaan in de kist.
Een paar dagen later. Bij de afscheidsdienst is de zaal vol, zoals te verwachten was. Veel collega’s, vrienden, clubleden, en natuurlijk familie van dichtbij en van ver weg. Herinneringen worden gedeeld. De afscheidsdienst wordt precies zoals bij Herman en zijn gezin past.
Op de begraafplaats gaan de beheerder en ik voor de baar uit, zoals gebruikelijk. De kinderen lopen vlak achter me, naast de baar. Fleurtje van bijna vier aan de linkerkant, vooraan. Haar grote broers aan de andere kant. Met nog een kleine honderd meter te gaan hoor ik een meisjesstem achter me zingen. Ik kijk even om, en wissel een blik van verstandhouding met moeder. Voordat de oudste broer “ssst” kan zeggen, zing ik zachtjes met Fleur mee. “Schipper mag ik overvaren…”